Vliegtuigen

Werkstukken en spreekbeurten

Heb jij weleens in een vliegtuig gezeten? Vroeger bestonden er nog geen vliegtuigen.

Vroeger

Tot het jaar 1900 vlogen alleen vogels en insecten. De mensen konden niet vliegen, maar wilden het wel graag. Ze probeerden allerlei bouwsels te maken om te kunnen vliegen. Met vliegers, ballonnen en veel wind lukte het een beetje. Bouwsels met vleugels vielen al snel weer gebroken op de grond. Het is moeilijk om van de grond te komen, in de lucht te blijven én netjes te landen. Daar is veel voor nodig. Een vliegtuig moet gemaakt zijn van lichte én sterke spullen. Het moet een sterke motor en goede vleugels hebben. Die werden pas rond 1900 uitgevonden.

De lucht in

De bovenkant van een vliegtuigvleugel is een beetje bol. De onderkant is plat. Bij voldoende snelheid duwt de lucht de vleugels omhoog. Er is ook een staart nodig. Anders gaat het vliegtuig kantelen of schommelen. De piloot regelt de hoogte, de snelheid en de richting. Er is ook een automatische piloot (een computer) die de piloot helpt.