Zaden en vruchten

Werkstukken en spreekbeurten

Wist je dat meer dan de helft van alle plantensoorten groeit uit zaad? Sommige van die zaden zijn opvallend groot: denk maar eens aan de kokosnoot of een meloen!

Nieuwe planten

Planten en bomen maken zaad in hun bloemen. Uit zaad groeien nieuwe planten en bomen. In elk zaadje zit een nieuw babyplantje. Ook is er wat voedsel voor de eerste groei. De stevige buitenkant beschermt het zaadje tegen kou en water. Een zaadje wacht met ontkiemen (groeien) tot het écht kan. Het heeft genoeg warmte, lucht en water nodig. Die zijn er alle drie tegelijk in de lente. Het plantje kan dan goed uit het zaadje groeien. Eerst groeien er wortels de aarde in. Daardoor kan het zaadje zelf voedsel uit de grond halen. Daarna groeien de eerste blaadjes boven de grond uit.

Zaad verspreiden

In elke bloem zitten heel veel zaadjes. Die zaadjes moeten verspreid worden. Ze kunnen niet allemaal op dezelfde plaats groeien. Sommige planten laten hun zaden verspreiden door de wind, zoals de paardenbloem. Hun zaden hebben een parachute. Andere planten laten hun zaden in een rivier wegdrijven. Er zijn planten die hun zaden laten kleven of klitten. Die zaden plakken aan dieren of mensen vast. Soms zitten zaden in heerlijke vruchten. Dieren, zoals konijnen en vogels, eten die op. Ze poepen de zaden een tijdje later weer uit. Sommige planten laten hun zaaddozen hard openklappen. De zaden springen dan een eind weg.